Het slot kostte me meer dan die fiets
Rouven heeft een fiets van twee tientjes. Van minder zelfs. 15 euro kostte de fiets, maar hij dong af. Voor 12 euro mocht hij hem hebben. Gekocht op het Vissersplein. Hij liep daar met een huisgenootje. Zij was op de fiets, hij niet. Hij had geen fiets. ‘Ik woonde toen bij een vriend op de Spuistraat. Lopend was alles makkelijk te doen. Alleen met vrienden was het soms lastig. Dan was ik weer de lul die geen fiets had.’ Een man fietste langs en vroeg of ze een fiets nodig hadden. ‘Ik was er niet echt fan van in het begin. Hij was waarschijnlijk gestolen en die man zag eruit als een junk.’ Zijn huisgenootje spoorde hem aan om de fiets te kopen. Hij mocht een testritje maken. ‘Het was een goede fiets, rood met een afgebroken gele bel. Wel zonder slot.’ Die heeft hij er later bijgekocht. ‘Dat nieuwe slot kostte me meer dan die hele fiets.’
Dronken parkeren
Rouven is zijn twee tientjes fiets een keer kwijtgeraakt. ‘Ik kon hem niet meer vinden en dacht die is vast gestolen.’ Ik vroeg of hij het fietsdepot had gebeld. Misschien dat zij hem hadden weggehaald. Hij schudt zijn hoofd. ‘En hem dan helemaal ophalen zeker. Dat ga ik echt niet doen.’ Een week lang zat hij zonder fiets, tot hij naar de Albert Heijn ging om boodschappen te doen. Daar stond hij, gewoon op zijn eigen kettingslot, vastgemaakt aan de rekken. ‘Mijn fiets was dus helemaal niet gestolen. Waarschijnlijk was ik gewoon zo dronken dat ik niet meer wist waar ik hem had neergezet.’
Terugjatten die fiets
Rouvens tweetientjesfiets is wel echt een keer gejat. Voor zijn huis, op het Krugerplein. Zijn fiets stond op het kettingslot, maar hij had hem niet aan het rek vastgemaakt. Weken later vond hij hem terug op de Transvaalstraat, een paar straten verderop. ‘Ik was op weg om te sporten en uit mijn ooghoek zie ik die kapotte gele bel. Daar zijn er geen twee van zou je zeggen.’ Het was inderdaad zijn fiets. Een nieuw kettingslot was om het zadel gewikkeld, maar daar stond hij niet mee op slot. Zijn fiets stond nog vast op zijn eigen kettingslot. De dief had zijn fiets waarschijnlijk opgetild en meegenomen. Waarom had de dief het slot nog niet doorgeknipt? Hij was al in het bezit van een nieuw slot en had de fiets zelfs een beetje opgeknapt. ‘De handvaten die loszaten waren gerepareerd,' vertelt Rouven. ‘Heel chill.' Was de dief van plan om de tweetientjesfiets weer door te verkopen voor twee tientjes? Of was het voor eigen gebruik? Ik zal het nooit weten, want Rouven had de sleutel nog. Hij stal zijn gestolen fiets gewoon weer terug. Was hij van koper nu opeens een dief geworden?
Rouven heeft een fiets van twee tientjes. Van minder zelfs. 15 euro kostte de fiets, maar hij dong af. Voor 12 euro mocht hij hem hebben. Gekocht op het Vissersplein. Hij liep daar met een huisgenootje. Zij was op de fiets, hij niet. Hij had geen fiets. ‘Ik woonde toen bij een vriend op de Spuistraat. Lopend was alles makkelijk te doen. Alleen met vrienden was het soms lastig. Dan was ik weer de lul die geen fiets had.’ Een man fietste langs en vroeg of ze een fiets nodig hadden. ‘Ik was er niet echt fan van in het begin. Hij was waarschijnlijk gestolen en die man zag eruit als een junk.’ Zijn huisgenootje spoorde hem aan om de fiets te kopen. Hij mocht een testritje maken. ‘Het was een goede fiets, rood met een afgebroken gele bel. Wel zonder slot.’ Die heeft hij er later bijgekocht. ‘Dat nieuwe slot kostte me meer dan die hele fiets.’
Dronken parkeren
Rouven is zijn twee tientjes fiets een keer kwijtgeraakt. ‘Ik kon hem niet meer vinden en dacht die is vast gestolen.’ Ik vroeg of hij het fietsdepot had gebeld. Misschien dat zij hem hadden weggehaald. Hij schudt zijn hoofd. ‘En hem dan helemaal ophalen zeker. Dat ga ik echt niet doen.’ Een week lang zat hij zonder fiets, tot hij naar de Albert Heijn ging om boodschappen te doen. Daar stond hij, gewoon op zijn eigen kettingslot, vastgemaakt aan de rekken. ‘Mijn fiets was dus helemaal niet gestolen. Waarschijnlijk was ik gewoon zo dronken dat ik niet meer wist waar ik hem had neergezet.’
Terugjatten die fiets
Rouvens tweetientjesfiets is wel echt een keer gejat. Voor zijn huis, op het Krugerplein. Zijn fiets stond op het kettingslot, maar hij had hem niet aan het rek vastgemaakt. Weken later vond hij hem terug op de Transvaalstraat, een paar straten verderop. ‘Ik was op weg om te sporten en uit mijn ooghoek zie ik die kapotte gele bel. Daar zijn er geen twee van zou je zeggen.’ Het was inderdaad zijn fiets. Een nieuw kettingslot was om het zadel gewikkeld, maar daar stond hij niet mee op slot. Zijn fiets stond nog vast op zijn eigen kettingslot. De dief had zijn fiets waarschijnlijk opgetild en meegenomen. Waarom had de dief het slot nog niet doorgeknipt? Hij was al in het bezit van een nieuw slot en had de fiets zelfs een beetje opgeknapt. ‘De handvaten die loszaten waren gerepareerd,' vertelt Rouven. ‘Heel chill.' Was de dief van plan om de tweetientjesfiets weer door te verkopen voor twee tientjes? Of was het voor eigen gebruik? Ik zal het nooit weten, want Rouven had de sleutel nog. Hij stal zijn gestolen fiets gewoon weer terug. Was hij van koper nu opeens een dief geworden?
Rouven met zijn 12 euro fiets