LIFECYCLE
Bij FIETS020 besteden we aandacht aan de mate van fietsgebruik, maar zijn we vooral ook geïnteresseerd in de betekenis hiervan: wat betekent fietsen in het dagelijks leven van mensen? Is het puur uit routine? Geeft het vrijheid? Om gezond te zijn? Of juist 't tegenovergestelde: fietsen mensen bewust niet om tegen de Nederlandse gewoonten in te gaan? Of omdat ze het niet geleerd hebben van huis uit? Of er te 'lui' voor zijn en vooral 'cool' willen blijven? Fiets020 onderzoekt door mensen persoonlijk aan te spreken, wat is hun persoonlijke motivatie? Daarnaast kijken we naar onderlinge beïnvloeding om verschillen en overeenkomsten vast te kunnen stellen.
Eén van de belangrijkste groepen waarin de leden elkaar direct beïnvloeden in hun denken en doen, is de familie. Vandaar dat wij generatieverschillen bestuderen, spreken met jong en oud, culturele verschillen onder de loep nemen en kijken waar familieleden elkaar beïnvloeden. Waar zitten de verschillen, de overeenkomsten en de frictie?
Eén van de belangrijkste groepen waarin de leden elkaar direct beïnvloeden in hun denken en doen, is de familie. Vandaar dat wij generatieverschillen bestuderen, spreken met jong en oud, culturele verschillen onder de loep nemen en kijken waar familieleden elkaar beïnvloeden. Waar zitten de verschillen, de overeenkomsten en de frictie?
In verschillende interviews over fietsen kwam het onderwerp van opvoeding en vooral gewenning naar voren. Onderwerpen die samen hangen met het opgroeien binnen een gezin. Mensen gaven aan te fietsen, omdat zij dit gewend waren en dit al hun hele leven deden. Ze zijn er mee opgegroeid. De meeste mensen die een antwoord probeerde te geven over het geringe fietsgebruik van sommige groepen verwoorden dit ook in termen van “gewoontes”. “Ze zijn het niet gewend”. Andere vertelden over zichzelf dat zij niet fietsen door de groep waar zij toe behoren “Wij zijn Marokkanen, wij fietsen niet”. Interessant dus, ideeën binnen een groep en de sociale constructie van betekenis. Het gezin is een van de kleinere groepen waar mensen zich mee identificeren en waar zij toe behoren, een groep die relatief makkelijk samen te brengen is.
Genoeg redenen dus voor ons om aandacht te besteden aan fiets familieportretten en hoe verschillende leeftijdsgroepen de fiets gebruiken in hun dagelijks leven.
Genoeg redenen dus voor ons om aandacht te besteden aan fiets familieportretten en hoe verschillende leeftijdsgroepen de fiets gebruiken in hun dagelijks leven.
FIETSFAMILIE | MAROKKAANS - AMSTERDAMs GEZIN
Voobeeld Fietsgebruik van een Marokkaans-Amsterdams gezin in Nieuw-West
Het gezin bestaat uit moeder, vader en vier kinderen.
Moeder (51), werkt niet, zorgt voor de kinderen.
“Ik fiets niet. Ik kan niet fietsen. Wij zijn geen fietsmensen.” De moeder doet lopend de boodschappen, ze gebruikt soms het openbaar vervoer. Ze kan auto rijden en gebruikt de auto als haar man hem niet heeft. Ze kan niet fietsen en wil het ook niet leren. Ze vindt het eng, is bang om te vallen. Haar kinderen kunnen wel fietsen, maar voor kinderen is het volgens de moeder dan ook makkelijker om te leren. “Voor de ouderen is het moeilijk. Die durven niet.”
Over haar kinderen zegt ze:
Ik vindt het jammer mijn (tiener)kinderen niet meer zoveel fietsen als vroeger. Het is gezonder en goedkoper. “Het is veel beter hoor, met de fiets. Met de auto zit je alleen maar. Met de fiets ben je bezig” Waarom denkt zij dat haar kinderen niet meer fietsen? “Puberluiheid. Geen moeite willen doen”.
“Mijn dochter van negen vindt fietsen leuk. Mijn zoon van zestien niet meer”. “Hij is lui”
“tot de middelbare school vond hij het leuk. Daarna niet meer. Nu gaat hij met de brommer.” “Ik wil wel dat hij fietst. Maar hij vindt de brommer makkelijker”.
Vader (52), werkt
Gaat met de auto naar zijn werk in Amsterdam Oost. Hij kan fietsen en heeft een fiets. Hij vindt fietsen niet ideaal vanwege de regen, storm en kou. Maar hij gebruikt zijn fiets in de buurt. Om vrienden te bezoeken, een boodschap te doen of om naar de Moskee te gaan.
Vader over de niet-fietsende tienerkinderen:
“ze [mijn kinderen] gebruiken een smoes of zeggen dat hun vrienden ook met het OV gaan en dat het makkelijker is om samen te gaan om niet te hoeven fietsen.” “Ze zeggen als smoes bijvoorbeeld dat ze het fietsslot kwijt zijn”. “Hun vrienden pakken ook het OV. Als je vrienden iets doen, wil jij het ook”.
Jongste dochter (9)
Kan fietsen en heeft een eigen fiets. Ze fietst hier soms mee door de buurt. Ze gebruikt haar fiets om mee te spelen, ze vindt fietsen leuk. Ze wordt door haar moeder lopend naar school gebracht.
Zoon (16)
Kan fietsen, maar heeft geen werkende fiets meer, “die is kapot”. Hij gaat naar de middelbare school op zijn nieuwe brommer. “De fiets is niet snel genoeg, je wordt moe. Er zijn nu scooters, waarom zou je fietsen?” Hij voegt toe dat een nieuwe fiets soms wel duizend euro kost. “Een scooter kost net zoveel”. En de benzineprijs valt mee, dat is maar iets van zeven euro per week. Het is in de ogen van de jongen normaal om een brommer te nemen op je zestiende “daar wacht je op”. Niet alleen is de brommer sneller en makkelijker, dit vervoersmiddel heeft ook een beter imago. “Het beeld van fietsen is niet stoer (...). Een brommer heeft een betere status [dan een fiets]. (...) Fietsen is voor Nederlanders.”
Voor hij een brommer had, fietste de zoon vaker. Maar fietsen is in zijn ogen meer voor kinderen.
“Vroeger vond ik fietsen leuk”
Dochter (17)
Kan fietsen en heeft een fiets, maar deze gebruikt ze bijna nooit. Ze zit op het MBO. Ze gaat elke dag met OV er naar toe. Het zou een kwartier fietsen zijn en is 20 minuten met OV. “Fietsen is geen optie” zegt ze lachend. In de zomer fietst ze wel eens, maar met kou, wind of regen fietst ze nooit. Ze vindt het wel gezellig om in de zomer met vrienden te gaan fietsen, meer voor de lol dan dat ze ergens naar opweg zijn. “Ik hou ook van fietsen, het is een van mn hobby’s.” Maar de fiets is voor haar geen vervoersmiddel. “Het heeft ook met cultuur te maken, in Nederland gaan ze allemaal met de fiets. Nederlanders fietsen overal heen altijd, heel fanatiek. (...) wij [revereert naar zichzelf en een vriendin] zijn lui. Dat ligt niet aan de cultuur. Niet alle Marokkanen zijn lui, maar wij zijn dat wel haha.” Ze voeg toe: “Fietsen is voor leraren haha.” “De tram is lekker warm en kost geen energie; van de fiets ga je zo zweten.”
De ouders van het meisje vinden het OV wel duur, maar ze betalen haar kosten wel.
Ze heeft geen brommer en hoeft die ook niet. Ze heeft het idee dat het voor jongens belangrijker is om op een brommer ipv een fiets gezien te worden, dan voor meisjes “Scooter is veel stoerder, je hoeft niet te bewegen, alleen maar met je handen”
Zoon (25)
De oudste zoon fietst bijna nooit. Hij heeft een eigen auto. Hij wil heel graag fietsen, maar heeft er geen tijd voor. Alleen af en toe in de zomer pakt hij zijn fiets. Hij zegt over fietsen in Nieuw-West: “De bevolking hier is niet met fietsen opgegroeid.” Dat geldt in ieder geval voor hemzelf. Omdat zijn moeder niet kan fietsen werd hij vroeger altijd lopend naar school gebracht, net als nu zijn jongste zusje. Hij denkt dan ook dat omdat hij er niet mee opgegroeid is, fietsen nooit een gewoonte geworden is voor hem en dat hij daarom nooit fietst. Als hij kinderen heeft wil hij ze wel leren fietsen.
Het gezin bestaat uit moeder, vader en vier kinderen.
Moeder (51), werkt niet, zorgt voor de kinderen.
“Ik fiets niet. Ik kan niet fietsen. Wij zijn geen fietsmensen.” De moeder doet lopend de boodschappen, ze gebruikt soms het openbaar vervoer. Ze kan auto rijden en gebruikt de auto als haar man hem niet heeft. Ze kan niet fietsen en wil het ook niet leren. Ze vindt het eng, is bang om te vallen. Haar kinderen kunnen wel fietsen, maar voor kinderen is het volgens de moeder dan ook makkelijker om te leren. “Voor de ouderen is het moeilijk. Die durven niet.”
Over haar kinderen zegt ze:
Ik vindt het jammer mijn (tiener)kinderen niet meer zoveel fietsen als vroeger. Het is gezonder en goedkoper. “Het is veel beter hoor, met de fiets. Met de auto zit je alleen maar. Met de fiets ben je bezig” Waarom denkt zij dat haar kinderen niet meer fietsen? “Puberluiheid. Geen moeite willen doen”.
“Mijn dochter van negen vindt fietsen leuk. Mijn zoon van zestien niet meer”. “Hij is lui”
“tot de middelbare school vond hij het leuk. Daarna niet meer. Nu gaat hij met de brommer.” “Ik wil wel dat hij fietst. Maar hij vindt de brommer makkelijker”.
Vader (52), werkt
Gaat met de auto naar zijn werk in Amsterdam Oost. Hij kan fietsen en heeft een fiets. Hij vindt fietsen niet ideaal vanwege de regen, storm en kou. Maar hij gebruikt zijn fiets in de buurt. Om vrienden te bezoeken, een boodschap te doen of om naar de Moskee te gaan.
Vader over de niet-fietsende tienerkinderen:
“ze [mijn kinderen] gebruiken een smoes of zeggen dat hun vrienden ook met het OV gaan en dat het makkelijker is om samen te gaan om niet te hoeven fietsen.” “Ze zeggen als smoes bijvoorbeeld dat ze het fietsslot kwijt zijn”. “Hun vrienden pakken ook het OV. Als je vrienden iets doen, wil jij het ook”.
Jongste dochter (9)
Kan fietsen en heeft een eigen fiets. Ze fietst hier soms mee door de buurt. Ze gebruikt haar fiets om mee te spelen, ze vindt fietsen leuk. Ze wordt door haar moeder lopend naar school gebracht.
Zoon (16)
Kan fietsen, maar heeft geen werkende fiets meer, “die is kapot”. Hij gaat naar de middelbare school op zijn nieuwe brommer. “De fiets is niet snel genoeg, je wordt moe. Er zijn nu scooters, waarom zou je fietsen?” Hij voegt toe dat een nieuwe fiets soms wel duizend euro kost. “Een scooter kost net zoveel”. En de benzineprijs valt mee, dat is maar iets van zeven euro per week. Het is in de ogen van de jongen normaal om een brommer te nemen op je zestiende “daar wacht je op”. Niet alleen is de brommer sneller en makkelijker, dit vervoersmiddel heeft ook een beter imago. “Het beeld van fietsen is niet stoer (...). Een brommer heeft een betere status [dan een fiets]. (...) Fietsen is voor Nederlanders.”
Voor hij een brommer had, fietste de zoon vaker. Maar fietsen is in zijn ogen meer voor kinderen.
“Vroeger vond ik fietsen leuk”
Dochter (17)
Kan fietsen en heeft een fiets, maar deze gebruikt ze bijna nooit. Ze zit op het MBO. Ze gaat elke dag met OV er naar toe. Het zou een kwartier fietsen zijn en is 20 minuten met OV. “Fietsen is geen optie” zegt ze lachend. In de zomer fietst ze wel eens, maar met kou, wind of regen fietst ze nooit. Ze vindt het wel gezellig om in de zomer met vrienden te gaan fietsen, meer voor de lol dan dat ze ergens naar opweg zijn. “Ik hou ook van fietsen, het is een van mn hobby’s.” Maar de fiets is voor haar geen vervoersmiddel. “Het heeft ook met cultuur te maken, in Nederland gaan ze allemaal met de fiets. Nederlanders fietsen overal heen altijd, heel fanatiek. (...) wij [revereert naar zichzelf en een vriendin] zijn lui. Dat ligt niet aan de cultuur. Niet alle Marokkanen zijn lui, maar wij zijn dat wel haha.” Ze voeg toe: “Fietsen is voor leraren haha.” “De tram is lekker warm en kost geen energie; van de fiets ga je zo zweten.”
De ouders van het meisje vinden het OV wel duur, maar ze betalen haar kosten wel.
Ze heeft geen brommer en hoeft die ook niet. Ze heeft het idee dat het voor jongens belangrijker is om op een brommer ipv een fiets gezien te worden, dan voor meisjes “Scooter is veel stoerder, je hoeft niet te bewegen, alleen maar met je handen”
Zoon (25)
De oudste zoon fietst bijna nooit. Hij heeft een eigen auto. Hij wil heel graag fietsen, maar heeft er geen tijd voor. Alleen af en toe in de zomer pakt hij zijn fiets. Hij zegt over fietsen in Nieuw-West: “De bevolking hier is niet met fietsen opgegroeid.” Dat geldt in ieder geval voor hemzelf. Omdat zijn moeder niet kan fietsen werd hij vroeger altijd lopend naar school gebracht, net als nu zijn jongste zusje. Hij denkt dan ook dat omdat hij er niet mee opgegroeid is, fietsen nooit een gewoonte geworden is voor hem en dat hij daarom nooit fietst. Als hij kinderen heeft wil hij ze wel leren fietsen.
FIETSFAMILIE | NEDERLANDS-AMSTERDAMs GEZIN
Voorbeeld van een Nederlands-Amsterdams gezin in Nieuw-West
Het gezin bestaat uit een moeder, een vader en een dochter
Vader (50);
Gaat elke dag op de fiets. “Ik fiets. Het is gezond, goed voor het milieu. Ik maak te weinig kilometers om een auto te hebben, dat zou zonde zijn”. Hij denkt dat hij zoveel fietst omdat hij er aan gewend is. “Ik moest altijd op de fiets naar mijn werk. Parkeerplekken waren er bijna niet”. “Ik vind fietsen het leukste moment van de dag”.
Moeder (55)
“Ik fiets bijna elke dag. Naar mijn clubjes, drie kwartier, naar de stad, naar winkels die ver weg zijn voor goede dingetjes. Ook voor mijn plezier fiets ik, voor het groen. (...) Ik heb een hekel aan het openbaar vervoer. Eigenlijk alleen als het glad is ga ik met het openbaar vervoer. Vroeger fietste ik ook dan. Of als het ’s avonds heel hard waait of regent. Overdag ga ik wel met de fiets, ook als het regent”. Ze is is niet zo te spreken over de auto “Het [de auto] is niet handig. Dan ga je op weg en sta je stil voor drie stoplichten, met de fiets ben je er zo door. Het is ook goed voor je gezondheid. Blijven bewegen.” Ook is de moeder positief over fietsen in Nieuw-West: “Er zijn veel fietspaden, ook door de parken. Ik voel me hier nooit onveilig. Ook ’s avonds niet. Laat op de avond ga ik alleen niet door het park, maar eerder op de avond wel. En als ik me ergens niet veilig voel, dan pak ik een andere straat.”
Dochter (19)
Fietst veel en heeft dat altijd veel gedaan. Vroeger werd ze door haar moeder op de fiets naar school gebracht. Naar de middelbare school ging ze altijd met de fiets en ook nu gaat ze elke dag naar haar vervolg opleiding op de fiets.
“In de ochtend wil ik niet met het OV. Ik kan dan nog niet echt mensen om me heen hebben. Ik ga met de fiets. (...) Ik houd gewoon van beweging. Ik kan niet een uur in de tram stilzitten, daarom houd ik van fietsen” . Een ander pluspunt van fiesten: “Als je zelf fietst heb je de controle, je kunt snel of langzaam fietsen.” Dat is met OV anders, daar moet je altijd op wachten. En het is nooit zeker: misschien heeft de tram vertraging, misschien niet. Ook geeft de fiets haar de vrijheid om halverwege de dag van plan te veranderen, zomaar ergens heen gaan, gaat makkelijker op de fiets.
Het gezin bestaat uit een moeder, een vader en een dochter
Vader (50);
Gaat elke dag op de fiets. “Ik fiets. Het is gezond, goed voor het milieu. Ik maak te weinig kilometers om een auto te hebben, dat zou zonde zijn”. Hij denkt dat hij zoveel fietst omdat hij er aan gewend is. “Ik moest altijd op de fiets naar mijn werk. Parkeerplekken waren er bijna niet”. “Ik vind fietsen het leukste moment van de dag”.
Moeder (55)
“Ik fiets bijna elke dag. Naar mijn clubjes, drie kwartier, naar de stad, naar winkels die ver weg zijn voor goede dingetjes. Ook voor mijn plezier fiets ik, voor het groen. (...) Ik heb een hekel aan het openbaar vervoer. Eigenlijk alleen als het glad is ga ik met het openbaar vervoer. Vroeger fietste ik ook dan. Of als het ’s avonds heel hard waait of regent. Overdag ga ik wel met de fiets, ook als het regent”. Ze is is niet zo te spreken over de auto “Het [de auto] is niet handig. Dan ga je op weg en sta je stil voor drie stoplichten, met de fiets ben je er zo door. Het is ook goed voor je gezondheid. Blijven bewegen.” Ook is de moeder positief over fietsen in Nieuw-West: “Er zijn veel fietspaden, ook door de parken. Ik voel me hier nooit onveilig. Ook ’s avonds niet. Laat op de avond ga ik alleen niet door het park, maar eerder op de avond wel. En als ik me ergens niet veilig voel, dan pak ik een andere straat.”
Dochter (19)
Fietst veel en heeft dat altijd veel gedaan. Vroeger werd ze door haar moeder op de fiets naar school gebracht. Naar de middelbare school ging ze altijd met de fiets en ook nu gaat ze elke dag naar haar vervolg opleiding op de fiets.
“In de ochtend wil ik niet met het OV. Ik kan dan nog niet echt mensen om me heen hebben. Ik ga met de fiets. (...) Ik houd gewoon van beweging. Ik kan niet een uur in de tram stilzitten, daarom houd ik van fietsen” . Een ander pluspunt van fiesten: “Als je zelf fietst heb je de controle, je kunt snel of langzaam fietsen.” Dat is met OV anders, daar moet je altijd op wachten. En het is nooit zeker: misschien heeft de tram vertraging, misschien niet. Ook geeft de fiets haar de vrijheid om halverwege de dag van plan te veranderen, zomaar ergens heen gaan, gaat makkelijker op de fiets.